Pret op Stand – Vertier van Toen

Van 4 jul 2014 tot 2 feb 2015

Entertainment van de Grachtengordel.

De gegoede burgerij uit de 17e, 18e en begin 19e eeuw had genoeg tijd om zich te vermaken: Buiten waren vooral kolf, pluimbal, schaatsen en kaatswedstrijden geliefd. De jacht was voor de heren op stand. Er waren voorschriften voor wie op wat mocht jagen. In huis waren bord- en kaartspelen bijzonder populair, maar ook pianospel op een forte- of tafelpiano.

De burgers waren ook geïnteresseerd in allerlei nieuwe dingen. Dankzij de V.O.C. konden welgestelde burgers wonderlijke en exotische objecten verzamelen in rariteitenkabinetten. Collecties werden aangelegd van originele tekeningen, prenten en schilderijen.

De rijke dames lieten Poppenhuizen maken. Deze toonden de ideale, nette Hollandse huishouding. Samen uren geboeid kijken naar alle fijne details was een geliefd tijdverdrijf.

Kinderen kregen scholing in dansen en muziek maken, in huiselijke kring werd veel gemusiceerd. De populaire pianoforte groeide uit tot een onmisbaar onderdeel van dat musiceren.

In de 18e eeuw richtte men genootschappen op om oude waarden te herstellen, kennis te verwerven en deugd te bevorderen. Rond het midden van die eeuw nam het literaire genootschap, een grote vlucht. Dit vormde de intellectuele voedingsbodem voor initiatieven als Felix Meritis.

Kaatsen – populair vertier van toen en nu

Kaatsen was hier te lande erg populair. Er werd gekaatst op pleinen en straten, maar ook op speciaal daarvoor aangelegde kaatsbanen. In verschillende steden (zoals Harderwijk) kunnen we nog overblijfselen van die kaatsbanen vinden.

Een kleine harde bal werd met de blote hand opgeslagen, waarbij de bal ook via schuine daken en muren mocht rollen. Eenmaal op de grond mocht de bal maar één keer stuiteren.

In Amsterdam waren er tientallen kaatsbanen binnen en buiten de stadsmuren, vaak bij een kroeg of herberg.

De regentenfamilie Spiegel bezat twee kaatsbanen aan de Nieuwezijds Achterburgwal, nu de Spuistraat. Aan de westzijde lag bij het tweede huis ten noorden van de Vliegende steeg de omstreeks 1557 gebouwde Groote Caetsbaen, van 37 voet breed en 90 voet lang. De kaatsballenmaker Claes Willemsz. woonde in het huis erachter. Aan de overkant van de gracht, tussen de Wijdesteeg en het Keizerrijk lag De Cleyne Caetsbaen.

Ook bij de Regulierspoort, tegenwoordig de Munt, aan het eind van de Kalverstraat bij de schapen- en kalverenmarkt was een kaatsbaan. Deze overdekte kaatsbaan had ook een uitgang op het Singel.

In de 17e en 18e eeuw werd er door de overheid en kerkelijke synodes opgetreden tegen het kaatsen. Op 20 juli 1667 besloten de Staten van Friesland het kaatsen op zondag te verbieden. Op een overtreding stond een boete van twaalf carolusgulden, meer dan duizend euro.

Tegenwoordig is kaatsen een wedstrijdsport die voornamelijk in Friesland wordt gespeeld.

Het spel wordt gespeeld door twee partijen van elk drie spelers. De bal wordt opgeslagen met de vlakke hand en de twee andere spelers moeten verhinderen dat de bal in hun gebied komt.

In 1852 besloten vijf notabelen uit Franeker kaatswedstrijden uit te schrijven. Er werden 24 goede kaatsers uitgenodigd en de wedstrijden waren heel succesvol. Dit was de eerste keer dat een kaatswedstrijd niet meer door een herbergier werd georganiseerd, en dat een drinkgelag na afloop geen onderdeel meer was van de pret.

Het initiatief uit Franeker leidde tot het oprichten van de permanente commissie, de P.C. die ook nu nog elk jaar de wedstrijden in Franeker organiseert, en in 1897 werd de Koninklijke Kaatsbond opgericht. In Friesland was het gebruikelijk dat er luxe zilveren voorwerpen konden worden gewonnen.

Heel gebruikelijk was om naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen, een lofdicht te laten schrijven, zoals bij de ingebruikneming van een nieuwe kaatsbaan, bij de beurs. In het midden van de 17de eeuw stond Jan Vos (1610- 1667) dichter en tevens hoofd van de schouwburg aan de Keizersgracht (waar nu Hotel Dillon’s zich bevindt) bekend als dè schrijver van lofdichten.

Gedicht van Jan Vos: Kaatsbaan van Fortuin.

De Beurs is ‘t kaatsperk van het weiffelendt Geval.

De koopman strekt haar, in het kaatsen, tot een bal:

Nu zal de bal te kort, dan weeder over vallen.

De koopmanschappen zijn bedriegelijke ballen.

.

Overzicht